Just Breathe

maart 1, 2020 6 Door Judith

Ik sta voor het verkeerslicht op de Weena. Het is aan het eind van de middag, en de spits is in volle gang. De werkzaamheden op de Coolsingel doen nog een schepje bovenop de drukte. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel en ik zie een zwarte SUV die zijn raampje open draait en op zijn gemak een paar lege flesjes Spa blauw zijn auto uit gooit. ‘Wat een eikel’, mompel ik en ik werp hem een boze blik toe via mijn achteruitkijkspiegel. Ik weet dat het geen nut heeft omdat ik een geblindeerde achteruit heb, (en omdat mijn boze blikken niet heel indrukwekkend zijn volgens mijn man) maar stiekem hoop ik dat hij een glimp opvangt. Ik kan dit huftergedrag slecht hebben. Waarom moet je je vuil nou zo nodig op straat gooien? Kan je het nou niet heel even bewaren totdat je bij een vuilnisbak bent, je auto is groot genoeg voor, denk ik bij mezelf.

Pas geleden sprak ik er met een klant over met wie ik dezelfde verkeers-frustraties deel. Namelijk die van gladde mannen in strakke pakken in grote auto’s die denken dat ze meer recht op het asfalt hebben omdat ze toevallig een duurdere auto rijden. Excuus voor het vooroordeel, maar dit zijn vaak de types die niet normaal kunnen parkeren (wat ik eigenlijk nog een prestatie vind aangezien auto’s van deze klasse vaak parkeercamera’s hebben), of over de maasboulevard racen alsof ze beland zijn in een Formule1-race, of op mijn bumper kleven als een vlieg op stroop . Grappig feitje: bij mijn vorige baan reed ik in een Volkswagen station, van bumperklevers had ik toen totaal geen last, maar nu ik in een auto rijd die een stuk kleiner is heeft mijn bumper regelmatig weer innige relaties met de auto’s achter mij.

‘Wat is dat toch? Waarom zijn het vaak dezelfde types die dit irritante gedrag vertonen op de weg’? Vraag ik aan de klant. Ze schud haar hoofd en zegt dat ze het niet weet. Ze verteld me dat ze regelmatig dezelfde ergernissen had onderweg en dat ze het niet kon laten om als antwoord haar middelvinger te gebruiken. Ik schiet in de lach, de gedachte dat deze nette dame, die er altijd keurig bij loopt, ABN praat, en van wie haar woning altijd spik en span is, zich in de auto ontpopt als iemand met een gespleten persoonlijkheid vind ik een grappig idee.

Om nog maar even door te gaan over gebaren maken in het verkeer: een vriendin van mij vertelde eens dat ze een ‘kleine piemel gebaar ‘ maakte naar degene die haar inhaalde nadat hij een poosje op haar bumper had gezeten. ‘Zou dat het zijn? De behoefte om te compenseren?’ vroeg ik aan mijn vriendin. ‘Wie weet, of ze hebben thuis niks te zeggen’ dat kan natuurlijk ook. We lachten en kwamen tot de conclusie dat we er nooit achter zullen komen.

Gelukkig is er ook een hoop positieve tijd te vinden op de weg. Als vrouw zijnde kom je soms met een simpel knipoogje al een heel eind. Tijdens het invoegen op de altijd-drukke-A2O werp ik regelmatig een blik naar mijn buurman en zet mijn liefste lach op, gegarandeerd dat hij mij er voor laat. Daarnaast heb ik mezelf eens, schaamteloos, onder een bekeuring uit weten te kletsen. Ik was er heilig van overtuigd dat het verkeerslicht donker-oranje was waar ik doorheen reed en niet rood zoals meneer de agent beweerde toen ik werd aangehouden. Maar hij wilde niks weten van mijn argumenten dus ik probeerde mijn trots even opzij te schuiven en het over een andere boeg te gooien. Ik zette mijn puppy-ogen op en perste er een: ‘sorry, meneer de agent u heeft gelijk, ik zal het nooit meer doen’, uit. Ja ik weet het, dit moment uit mijn verleden getuigd niet echt van girlpower maar ik kwam er mooi vanaf met een waarschuwing. Daar ging mijn waardigheid voor een moment, maar het geld voor de bekeuring kon ik op dat moment echt niet missen. Nood breekt wet zeg maar.

Ik heb in de tussentijd geleerd om mezelf niet meer zo vaak te laten opfokken in het verkeer, adem in en adem uit en laat het gaan. ( En het schelden leer je vanzelf wel af met kinderen op de achterbank: ‘oh mama zei f*ck is niet zo sjiek om te horen) Ik lach lief en knipoog mezelf wel door de jungle heen. En wie weet komen we elkaar eens tegen in het verkeer, ik ben te herkennen aan een kleine paarse auto met een bumperklever erachter.